Th. Van Rijswijckplaats 7 - 2000 Antwerpen

03 203 44 00

Kleinhoefstraat 6 - 2440 Geel

014 63 95 70

Lid worden

Bouwrecht, Bewijs

Het nieuwe bewijsrecht

29 april 2021

Tussen droom en daad staat realiteit. Die volkswijsheid wordt al eens gebruikt om iemand duidelijk te maken dat uw wensen niets steeds waargemaakt kunnen worden. Juridisch kan die volkswijsheid vertaald worden naar: “Tussen gelijk hebben en gelijk krijgen, staat bewijs”. Inderdaad: het verschil tussen gelijk hebben in de feiten en gelijk krijgen in rechte wordt gemaakt door het bewijs of door de afwezigheid ervan. Het belang van het bewijsrecht mag daarom niet onderschat worden.

Het Burgerlijk Wetboek dateert van 1804 en was aan een update toe. Vandaar dat het boek per boek wordt vervangen. Op 1 november 2020 is Boek VIII, dat het nieuwe bewijsrecht omvat, in werking getreden.

In ondernemingszaken en in burgerlijke zaken geldt in principe het vrij bewijsstelsel (art. 8.8 BW). Dit betekent dat het bewijs met alle middelen van het recht mag worden geleverd: geschrift, getuigenverklaring, vermoedens, …

Tegenover het vrij bewijsstelsel staat het gereglementeerd bewijsstelsel (art. 8.9 BW).

Een gereglementeerd bewijsstelsel houdt in dat de wetgever bepaalt (1) welke bewijsmiddelen mogen worden gebruikt en (2) in wat hun onderlinge hiërarchie is.

1. Het bewijs tegen een consument (B2C)

Het bewijs tegen een onderneming is vrij, maar het bewijs tegen een niet-ondernemer is onderworpen aan het gereglementeerd bewijsstelsel. Dit kan belangrijk zijn wanneer u een rechtshandeling, zoals het bestaan van een overeenkomst of een meerwerk, moet bewijzen tegen een particuliere bouwheer.

Het gereglementeerd bewijsstelsel houdt in dat een rechtshandeling ten opzichte van een niet-onderneming enkel kan worden bewezen met een ondertekend geschrift. Daarmee bedoelt de wetgever een onderhandse of authentieke akte.

Zie hier meteen het belang voor u als aannemer om alle afspraken met uw particuliere bouwheer duidelijk en schriftelijk te documenteren. Alleen zo voorkomt u bewijsproblemen. Maar dit is ook van belang wanneer u de opdracht reeds aan het uitvoeren bent en u de (mondelinge) opdracht krijgt om een meerwerk uit te voeren.

Onder het oude bewijsrecht lag de drempel voor de toepassing van het gereglementeerd bewijsstelsel zeer laag: elke rechtshandeling die de waarde van 375 euro overschreed, kon enkel bewezen worden met een ondertekend geschrift.

Het nieuwe bewijsrecht heeft het toepassingsgebied van het gereglementeerd bewijsstel beperkt door een ondertekend geschrift te vereisen voor rechtshandelingen met een waarde hoger dan 3.500 euro.

Dit geeft het voordeel dat u als aannemer niet meer verplicht bent om voor kleine herstellingen of meerwerken een ondertekende overeenkomst als enig aanvaardbaar bewijsmiddel voor te leggen. Mailverkeer of een sms zou bijvoorbeeld kunnen volstaan. Deze hervorming biedt dus meer zekerheid voor de duizenden transacties die dagelijks gebeuren tot een bedrag van 3.500 euro.

Het gereglementeerd bewijsstelsel zal bovendien niet van toepassing zijn in geval van een materiële of morele onmogelijkheid om zich een akte te verschaffen of indien het gebruikelijk is geen akte op te stellen. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om een overeenkomst tussen familieleden of vrienden of wanneer u een dringende herstelling moet uitvoeren (art. 8.12 BW).

Het ondertekend geschrift kan worden vervangen door een bekentenis, beslissende eed of begin van bewijs door geschrift, in zoverre dit laatste wordt aangevuld met een ander bewijsmiddel (art. 8.13 BW).

Een voorbeeld: de aannemer die voor een particuliere bouwheer werken uitvoert met een waarde groter dan 3.500 euro en dit doet zonder te beschikken over een geschreven en ondertekende overeenkomst (art. 8.9 BW) of zonder te beschikken over een geschift die de uitvoering van die overeenkomst waarschijnlijk maakt (art. 8.13 BW), mag die overeenkomst niet bewijzen door middel van getuigenverklaringen, foto’s of vermoedens. De aannemer loopt het risico om in het geval van betwisting onbetaald te blijven voor de werken die hij beweert te hebben uitgevoerd.

2. Het bewijs tussen en tegen ondernemingen (B2B)

Een onderneming is iedere natuurlijke persoon die zelfstandig beroepsactiviteiten uitoefent en iedere rechtspersoon en iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

Het bewijs tussen ondernemingen is vrij. Dit wil zeggen dat ook het bewijs van rechtshandelingen met een waarde die hoger ligt dan 3.500 euro mogen bewezen worden met alle middelen van het recht. Er is met andere woorden geen ondertekend geschrift vereist.

Bijvoorbeeld: u voert als aannemer het buitenschrijnwerk uit voor een winkel. De winkeleigenaar weigert de factuur te betalen omdat hij met u hierover nooit heeft gecontracteerd. Hij betwist de factuur en beweert dat er geen bewijs voorligt dat voldoet aan het gereglementeerd bewijsstelsel (ondertekende akte). Het argument van de winkeleigenaar gaat niet op.

Wanneer de winkeleigenaar dezelfde werken laat uitvoeren in zijn privégedeelte op hetzelfde adres, zou zijn argument wel steek houden aangezien hij in dat geval als niet-onderneming met u heeft gecontracteerd.

Vandaar dat u zich er van moet vergewissen wat de hoedanigheid van uw opdrachtgever is alvorens de werken aan te vatten. Verzeker u ervan dat u in het bezit bent van een ondertekend geschrift van zodra u het vermoeden heeft dat uw opdrachtgever een niet-onderneming is.

3. De aanvaarde factuur

Een tweede aspect heeft betrekking op het niet protesteren van een factuur door de particuliere bouwheer (B2C).

In het oude bewijsrecht mocht u uit een gebrek aan protest van een factuur niet afleiden dat uw particuliere klant de factuur aanvaard had.

Het nieuwe bewijsrecht bepaalt uitdrukkelijk dat een gebrek aan protest door een particulier niet als een aanvaarding van een factuur geldt, tenzij er sprake is van een omstandig stilzwijgen (nieuw artikel 8.11, § 4 BW).

Onder “omstandig stilzwijgen” verstaat men een stilzwijgen dat niet anders kan worden uitgelegd dan als een aanvaarding. Dergelijk omstandig stilzwijgen zal gelden als feitelijk vermoeden van aanvaarding van de factuur.

Een feitelijk vermoeden is maar toegelaten als bewijsmiddel wanneer het bewijs met alle middelen is toegestaan. Dit laatste betekent dat u zich in een situatie bevindt waar een geschrift niet vereist is en dus een zaak betreft die de waarde van 3.500 euro niet overstijgt. Met andere woorden: ten aanzien van uw particuliere klant zal u zich enkel zal kunnen beroepen op een omstandig stilzwijgen of gebrek aan protest wanneer het een factuur betreft met een waarde van minder dan 3.500 euro.

Verklarende woordenlijst

  • B2C (business to consumer): bedrijven verkopen/leveren aan een niet-onderneming.
  • B2B (business to business): ondernemingen die zaken doen met andere ondernemingen.

Meer informatie?


Maarten De Voeght
Juridisch adviseur bouwrecht
03 203 44 03
maarten.devoeght@embuild.be

Dialog

Tekst

Ok Annuleer