-
Zetel Antwerpen
Th. Van Rijswijckplaats 7
2000 Antwerpen
T 03 203 44 00
F 03 232 79 37 -
Zetel Kempen
Kleinhoefstraat 6
2440 Geel
T 014 63 95 70
Ondernemingsnummer BE0627 844 475
Gewaarborgd loon, Sociaal recht, Loopbaan, Tijdelijke werkloosheid, Schorsing van de arbeidsovereenkomst
01 april 2022
Het gebeurt wel vaker dat het weer het niet toelaat om jouw arbeiders veilig aan het werk te zetten, en ze dus genoodzaakt zijn hun werk te onderbreken. Wanneer de weersomstandigheden het niet toelaten om werken uit te voeren, bestaan er twee systemen om de arbeiders te compenseren voor de niet-gewerkte uren of dagen.
TIJDELIJKE WERKLOOSHEID WEGENS SLECHT WEER (WET VAN 3 JULI 1978, ART. 50)
De uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan geschorst worden omwille van het slechte weer.
Met “slecht weer” bedoelt men de weersomstandigheden die, gezien de aard van het werk, de uitvoering van het werk onmogelijk maken. In de praktijk gaat het hierbij om vorst, regenval, grote warmte, … die het werken onmogelijk maken of de grondstoffen of bedrijfsmiddelen onbruikbaar maken. In dit geval kan de werkgever zijn arbeiders tijdelijk werkloos stellen en dit voor zolang het slechte weer de werkhervatting verhindert.
Wanneer kan beroep gedaan worden op tijdelijke werkloosheid?
De melding aan de RVA moet in principe gebeuren op de eerste dag van de maand waarop er een effectieve schorsing van de arbeidsovereenkomst is wegens slecht weer of uiterlijk de werkdag erop volgend. Indien de werkgever met zekerheid weet dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werkelijk geschorst zal worden, mag de melding ook op de werkdag die aan de eerste dag van de schorsing voorafgaat, gebeuren.
Er is een vrijstelling van deze meldingsplicht wanneer er voor de betrokken arbeider eerder in de maand reeds een melding in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen diende te gebeuren.
De werkgever moet voor elke maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer geschorst wordt, de RVA verwittigen. Deze melding mag op meerdere arbeiders betrekking hebben indien zij :
Voor meer informatie over de aangifte van tijdelijke werkloosheid bij slecht weer kan je terecht op:
GEWAARBORGD DAGLOON (WET VAN 3 JULI 1978, ART. 27)
Arbeiders die het werk niet kunnen voortzetten, hebben toch recht op loon alsof zij hun dagtaak normaal hadden kunnen volbrengen indien ze voldoen aan volgende voorwaarden:
a) de werknemer moet geschikt zijn om te werken op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft
b) de werknemer moet zich normaal naar zijn werk begeven hebben
c) het niet kunnen beginnen of het niet kunnen voortzetten van het werk moet toe te schrijven zijn aan een reden onafhankelijk van de wil van de werknemer
d) de verhindering mag geen gevolg zijn van een staking.
Voor de bouwvakarbeiders die tewerkgesteld worden in ondernemingen met het R.S.Z.-kengetal “024” of “054” is in afwijking van het hierboven vermeld principe in een specifieke regeling ingeval van onwerkbaar weer voorzien, in die zin dat:
a) 50 % van het loon rechtstreeks door de werkgever betaald wordt voor de wegens slecht weer verloren arbeidsuren;
b) 50 % wordt gecompenseerd door de toekenning van weerverletzegels ten belope van 2 % van het brutoloon verdiend tijdens het dienstjaar van 1 januari tot en met 31 december van een jaar
Het bedrag van de weerverletzegels wordt aan de arbeiders door hun uitbetalingsinstelling uitgekeerd na afgifte van hun weerverletkaart, die zij van de werkgever uiterlijk op 29 april volgend op het einde van het betrokken dienstjaar moeten ontvangen.
Deze specifieke regeling inzake gewaarborgd loon bij slecht weer voor de bouwsector geldt enkel voor die bouwvakarbeiders die bij hun aankomst op de bouwplaats effectief starten met hun normale arbeidstaak, en die taak door het slechte weer niet kunnen verder zetten. Bouwvakarbeiders die bij hun aankomst op de bouwplaats vaststellen dat er die dag niet kan gewerkt worden, hebben niet langer recht op het gewaarborgd dagloon maar kunnen zich wel beroepen op een uitkering van de RVA (zie deel 2 “Tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer”)
Tijdens de onderbreking van het werk wegens het slechte weer moeten de arbeiders echter wel ter beschikking blijven van de werkgever om het werk onmiddellijk te hernemen van zodra de toestand het toelaat of bereid zijn om eventueel aangeboden vervangingswerk uit te voeren. Het is de werkgever of zijn aangestelde die beslist of het slecht weer al dan niet de schorsing van de arbeid met zich meebrengt. De werkgever is wel verplicht om aan zijn arbeiders de mobiliteitsvergoeding en (eventueel) de tussenkomst in de verplaatsingskosten te betalen.